- Vera Spiero
- atelierveer@gmail.com
Vanuit het systemisch werk, familieopstellingen en sjamanisme kom de voorouders regelmatig tegen. Je ouders en grootouders die hun thema’s doorgeven. Zowel trauma’s als krachten. Geheimen in het systeem die vele generaties verder voor allerlei problemen kunnen zorgen.
Onze voorouders, het DNA waaruit we zijn opgebouwd. Het fascineert me. Want hoeveel van mij is ‘mij’ en hoeveel is eigenlijk hen. Of is het al die voorouders te samen die ‘mij’ maakt.
Maar ook de snelheid waarin die voorouders zich vermenigvuldigen vind ik een fascinerend gegeven. In zo’n 200 jaar zijn er al 254 mensen waaruit je voort komt (even uitgaande van geen personen dubbel in je stamboom).
Het beeld als sieraad loopt al zo’n half jaar met me mee, vanuit het klassieke beeld van 1 poppetje met daarna 2 poppetjes, dan 4 etc. tot een grote waaier. Wat (in mijn hoofd) al snel ruimtegebrek geeft omdat na een paar generaties die poppetjes niet meer passen. Het beeld wat volgde ging de rondte in. Dan vormt er een cirkel, en kan het eindeloos groeien al worden de vakjes naar buiten steeds kleiner. Dit beeld vormde zich naar een rond plaatje, 1 gaatje in het midden, 2 eromheen, 4 daaromheen, tot uiteindelijk in de buitenste ring, de 7e generatie, 128 kleine gaatjes…. Tja leuk idee, maar op een sieraad totaal niet haalbaar om 128 kleine gaatjes te boren in een rondje. En zo dwaalde het maandenlang op en af in mij mee.
Tot 3 februari 2024 – ‘s ochtends al mijmerend in mijn bed, chagrijnig, nergens zin in, vlak voor m’n menstrueren. Ineens zie ik voor me dat een voorouderveld best een leuke mandalavorm zou zijn. Kleine middencirkel, daaromheen een cirkel in 2e gedeeld, daaromheen in 4 etc. En dan gezellig elk vlakje z’n eigen invulling geven.
Een paar dagen later, inmiddels ongesteld, ik heb er veel last van, of ben ik misschien wel gewoon niet zo fit? Mijn energie trekt zich compleet naar binnen. Ik kan niet anders dan steeds dieper mijn binnenwereld in. Ik besluit dat mandalabeeld wat ik had maar eens op papier te zetten. En zo begin ik de cirkels te zetten, en vervolgens de eerste lijn, de tweede. En terwijl zo lijn voor lijn het veld begint te ontstaan beginnen de tranen over mijn wangen te stromen. Na enkele lijnen steeds even stoppen omdat dit zo immens veel is om tot me te nemen. Dit veld voelde zoooo groot(s), en dat probeer ik hier op zo’n velletje papier van 50 bij 50 cm te proppen. Eigenlijk wil dit veeel groter, zodat je er in kan lopen, en staan, en al die plekken van voorouders door kunt lopen. En tegelijkertijd hier op papier is het eerste ontwerp, de eerste opzet. En als het heel groot mag worden, dan moet er toch ook een vorm zijn om het tot sieraad te maken zodat je het bij je kan dragen.
En zo flitst in een enorme stroom de beelden door mij heen, het besef, hoeveel mensen wij in ons dragen. Hoe wij allemaal zijn verbonden. En hoe iedereen die geboren wordt de middenstip als plek krijgt, en zodra we ons voortplanten komen we ook op andere plekken in andere vooroudervelden te staan.
En ook hoe in mijn geval de middenstip bij mij stopt… (geen kinderen) Maar mijn voorouders zich via mijn zusje wel voortbewegen (zij heeft wel kinderen), ergens vind ik dat toch wel een geruststellende gedachte.
De verwevenheid van het web. Als we met 7 generaties voor ons al met 255 mensen in het veld zitten, die allemaal individueel ook weer zo’n veld hebben, waarvan de mensen in dat veld ook weer een veld hebben etc. dan zijn we simpelweg allemaal met elkaar verbonden.
En dan voel ik me eigenlijk nog alleen maar enorm nederig, dat daar in dat moment dat door mij heen beweegt, dat dat beeld zo via mijn handen gecreëerd wil worden. Niet anders kunnen dan volgen. Omdat het moet, omdat het moet ontstaan.
En vanuit dit eerste beeld van 50 bij 50 cm groot ga ik op zoek naar hoe het terug te brengen naar klein, ik teken heel wat af, allerlei vormen en versies, hoe ga ik dit uitzagen, hoe moet vooral die buitenste cirkel. En het moet met de hand, niet een digitaal bestandje ergens naar toesturen. Mijn handen moeten het maken. Creaties kunnen niet anders dan dat het via m’n handen. En zo ontstaat de vorm. Maak ik het eerste ontwerp in messing.
En iedere keer dat ik weer kijk naar het beeld heb ik het idee dat het al bestaat. Het voelt bekend. Niet als iets nieuws, eerder als iets heel ouds. Een een of ander oud symbool. Maar waar ik op ook zoek, ik krijg het (nog niet) terug gevonden. Miriam vraagt het zelfs aan Elles, die vanuit de nieuwe tempel toch heel veel symbolen kent, maar ook voor haar is het niet bekend. En toch kan het niet anders dan al bestaan. Of is het zo waaruit alles is opgebouwd, de celdeling, de kanalen door boom, de eindeloze vermenigvuldiging (en deling), dat het we het gewoon kennen?
Ik heb geen idee….
En inmiddels is het voorouderveld er in de vorm van een sieraad.
En ga ik het in groot naar het Loreleifestival brengen. Kun je er daar dit jaar doorheen lopen. Al die plekken ervaren, voelen hoe het is met al die voorouders om je heen. En wie weet welk vervolg het verder nog gaat krijgen.